Het Duet

De herinnering van een lyrisch wijsje, gemengd met de geur van rozen. Rozen, mijn moeder was gek op ze. Mijn vader kocht ze in elk dorpje waar we aankwamen met onze huifkar. Het zit namelijk zo, mijn vader komt uit een familie waar iedereen een bard is. Een verhalenverteller, dichter en bovenal een muzikant. Hij ontmoette mijn moeder op een vroege lente ochtend. De vogels floten en mijn vader mengde zich in hun gezang. Mijn moeder had in haar mand rozen liggen. Net gekocht op de wekelijkse markt. Ze had haast en liep vluchtig door de straten heen, ze liet één roos vallen, een rode roos. Mijn vader pakte het op en rende achter haar aan. “Mevrouw! Mevrouw! U hebt een roos laten vallen!”, ze draaide zich wat geschrokken om, verrast door het geroep. “Dankje.. Ik.. Ik moet deze naar mijn grootmoeders graf brengen.. En ik heb al haast, vandaag gaat niet zoals het zou moeten en..en..”, ze zuchtte diep, keek naar mijn vader, pakte de roos aan en bedankte hem. Waarna ze vervolgens vluchtig haar weg weer hervatte.

Dit was het moment dat mijn vader verliefd werd, en het leven van mijn moeder veranderde. Als een nette gastheer begeleidde hij haar naar verscheidene plekken, hij zong liederen terwijl ze samen in het gras zaten en verraste haar elke dag met een bloem, geplukt uit de vallei waar hij zijn huifkar had staan. Ze waren verliefd. Het kwam als een klap binnen toen mijn vader vertelde dat hij moest vertrekken, opweg naar een nieuw dorp, samen met zijn familie, om voorstellingen te brengen en muziek door te geven aan de wereld om zich heen.

Mijn moeder heeft er uiteindelijk voor gekozen om mijn vader te volgen. Ze waren een fantastisch duo en zielsgelukkig. In de straten, door het bos, op het podium, aan de rand van mijn krib, het maakt niet uit waar, ze floten altijd hetzelfde deuntje. Een deuntje waarin ze elkaar aanvulden en de wereld om hun heen, net een beetje mooier maakten.

Helaas, 17 jaar geleden, toen ik net 6 was geworden, gebeurde er iets verschrikkelijks. De geur van versgeplukte bloemen op de tafel verdween en werd vervangen door een geur van rook. Onze vestiging stond in brand. Tientallen mensen schreeuwden. Mijn vader had mij in veiligheid gebracht bij een aantal andere mensen uit onze gemeenschap. Zo snel als hij kon rende hij terug, met paniek in zijn ogen, zoekend met een oorverdovende schreeuw.

Nog altijd reis ik rond, ik ben geen groots entertainer zoals de rest van de groep, maar zeker wel belangrijk. Tijdens optredens verkoop ik de tickets, kijk ik naar onze omzet en verdeel de winst netjes over de groep.

“zesenvijftig, zevenenvijftig en zestig! Onze buit is weer binnen!”, Vano sluit het kistje en stopt het in zijn buideltas. De tafel waar hij aanzit, klapt hij dicht en zet hij tegen een boom waar hij vervolgens tegen aan leunt. Hij kijkt over de groep mensen heen en geniet van de zang en theaterspel van zijn vrienden. De helderblauwe lucht begint langzaam te vervagen naar een zachtroze kleur waarin de zon zijn laatste schemeringen door laat schijnen.

Lichten worden aangestoken en de afsluiting van het optreden breekt aan. Kleurrijke jurken zwieren over het podium heen, gevolgd door het geklap van een enthousiaste menigte.

Langzamerhand wordt het rustiger op het veld en mensen wanen zich terug naar hun huis. Vano heeft zijn spullen al gepakt. “Goed werk iedereen! Het ging vlekkeloos, en de omzet is beter dan de afgelopen twee dagen! Een goed begin van de lente.” Vrolijk begint Vano een liedje te neuriën. Vergezeld door de groep, loopt hij terug naar de standplaats van hun huifkarren. Bloemen, nog in hun knop, maar klaar om het veld te kleuren, omringen het haardvuur. Liederen beginnen gezongen te worden, ukeleles worden bespeeld en koppels worden gevormd. Mensen beginnen te dansen, te lachen en te klappen. De energie van de groep straalt over het veld heen.

Alhoewel Vano zijn groep liefheeft, neemt hij even afstand. Hij slaat zijn schoudermantel om hem heen en besluit het dorp te gaan bezichtigen, nog altijd bezig met het neuriën van het lied en het vinden van het juiste ritme.

Het licht van de vuurvliegjes wordt gaandeweg overheerst door het licht van de olielampen. Het dorp is rustig, op het geluid vanuit de taveerne na. Vano loopt verder en neemt plaats op een houten bankje met een goed uitzicht op de maan. Zijn gedachten beginnen te vervagen, zijn ogen worden zwaarder. Stukje bij beetje, doezelt hij in slaap.

“Aardbeien! Prachtige rode aardbeien voor 1 muntstuk!” Vano schrikt wakker en kijkt om zich heen. Marktkramen worden opgezet en producten worden getoond. Een schouwspel van geluid ontstaat, waarin kooplieden elkaar proberen te overtreffen. Vano graait met zijn hand in zijn zakken, en besluit van de muntstukken die zich daar bevinden, voedsel te kopen voor de groep. Alhoewel het geschreeuw harder lijkt te worden, verschijnt het geluid van een zuiver gezang. Vano probeert te achterhalen waar het geluid vandaan komt, maar vind dit lastig.

Hij begint zijn kleine avontuur, bij de viskraam en vervolgt zijn weg door de geur van de versgebakken broden. Kleurrijke stoffen waaien zachtjes langs hem heen, totdat hij uiteindelijk aan de rand van de markt beland. Vano stopt en volgt met zijn ogen de baan van bloemblaadjes die zijn gevallen vanwege de reis van de bloemenkraam. Rozen vullen zijn ogen terwijl het geluid van de stem langzamerhand tevoorschijn komt vanuit de ruimte. Een jongedame komt tevoorschijn met een tuil in haar handen. Onopgemerkt begint Vano zachtjes mee te neuriën terwijl hij kijkt hoe ze de tuil neerzet. De vlechten langs het gezicht van de dame, houd het haar uit haar gezicht. Ze kijkt omhoog. Vano voelt zich betrapt wanneer haar donkerbruine ogen hem aankijken. Voor een moment voelt hij zich als de baby in de krib, omringt met een vertrouwd geluid. Hij kijkt de dame glimlachend aan en verandert zijn geneurie in zang. Een duet wordt gevormd en voor een moment, heeft Vano het gevoel, dat hij niet meer alleen is.